WTC De Eendracht fietst naar de Stelvio 30 juli - 7 augustus 2016

Starring: Alex, Tom, George, Ronny, Marc, Maarten, Tony, Leo, Gaston, Dries, Renaat, Eric, Koen, Walter en Karel.

Maanden naar uitgekeken, dagen voor gespaard en jaren voor getraind: een rit in lijn van Tessenderlo naar de Italiaanse Stelvioberg in 9 dagen. Met de fiets uiteraard. Ging de vorige foto nog iets te snel ging, bekijk dan hier de hoofdrolspelers in actie:

Dag 1: Tessenderlo-Bastogne, 166 km, 1.750 hm

Via Halen en Geetbets zijn we na 30 km in Zoutleeuw. Het vlot erg goed en na 75 km zijn we al in Huy. Daar krijgen we een lange klim voorgeschoteld om uit de Maasvallei te geraken. De eerste platte band is voor onze sportieve gemeentesecretaris Tom.

De eerste middagpauze kwam er na 110 km ergens op een terras aan de Ourthe nabij Durbuy. Tijd voor George om zijn fiets met kapotte shifter op te laden in de volgwagen. Achteraf bleek dat sommige deelnemers wel heel veel pastaschotels van thuis mee hadden...

Hotel Leo (niet De Bruyn) in Bastogne met een ingewerkte treinwagon als restaurant.

De fietsen kregen een plekje in de voorraadkelder van het hotel, ons vermoeide achterwerk op een scoutsbankje op de parking van de Grote Markt. Op de foto zijn de pinten van het grote 33-formaat, maar Marc dronk ook graag kleine 33-ers.

Dag 2: Bastogne-Losheim Am See, 152 km, 1.450 hm

De briefing vooraf was heel duidelijk: respecteer beurtrol om 's ochtends water bij te vullen en bagage in te laden en breng géén harde valiezen mee! Al leken de halfzachte een goede stapelbasis in de ingenieus ingerichte volgwagen.

Tom en Gaston van dienst tijdens de eerste shift in Bastogne.

Om 8 uur 45 rijden we weer de weg op. Al vlug steken we de Luxemburgse grens over en passeren we Hosingen waar op 16 december 1944 het eerste schot voor het Ardennenoffensief werd gelost. Een mooie afdaling biedt ons een panoramisch zicht op Bivels en de Our, die ontspringt in de Belgische Oostkantons. Tientallen kilometers lang fietsen we lichtjes bergaf verder langsheen de Our die ook de Luxemburgse-Duitse grens vormt.

Hier ligt ook “La Petite Suisse”, de mooiste streek van Luxemburg, bekend om zijn vele “schloeffe” of kloven

Pick-nick op camping in Rosport.

In Echternach vinden we maar geen eetplaats! Geen probleem voor Koen:” Als je honger hebt, moet je minder gewicht over de bergen meesleuren”. Na veel gezoek en gevraag vinden we in Rosport een kantine op een camping waar we een drankje kunnen krijgen en ons bokes comfortabel kunnen opeten. Een pot koffie krijgen we er bovenop.

Met een veerpont de Moezel over. We zijn dan in Duitsland, meer bepaald in Saarland.

In Serrig krijgen we een zware klim van 8% voorgeschoteld om van 150 m. te stijgen naar 520 m. Dries houdt ervan om dan even te versnellen en, zoals men in rennerstermen zegt, “de groep uiteen te rammelen”. De laatste 40 km daarentegen volgen we de prachtige, lommerrijke en autoluwe weg langsheen de Saar. Zo bereiken we Parc Saar Hunrück.

Losheim an See

We overnachten in Losheim am See. Bij het avondeten wordt de wijn wel gul uitgeschonken maar moet Walter meermaals aandringen om ook met het avondeten voor de dag te komen. Dat gebeurt uiteindelijk en is ook lekker. Het wordt bovendien afgesloten met een onvergetelijk “krokettenfestival”: 4 extra kommen kunnen we toch niet onaangeroerd laten staan. Dus gaan de kommen van hand tot hand en wordt er van ieder een ‘inspanning’ gevraagd met Renaat als krokettenkampioen! Eén man is er echter vanonder gemuisd en zit aan de toog van een drupje te nippen terwijl hij zijn beste Duits bovenhaalt für eine lächelnde Bardame…

Dag 3: Losheim-Haguenau, 158,5 km, 1.700 hm

Verder doorheen Saarland via Schmelz, Lebach en Riegelberg. Vermoeiend! Het is klimmen en dalen op drukke wegen om in een boog rond de grote centrumstad Saarbrücken te geraken. Daarna wordt het rustiger fietsen, wel verstoord door een onvoorziene klim van 18% op een omlegging! Voor sommigen een dooddoener. Om 12 uur 30 hebben we nog maar 72 km afgelegd.

Met volle maag en onder een brandende zon moeten we dan weer enkele kilometers stevig op de pedalen duwen. Toch slaagt Maarten erin al klimmend foto’s te maken van de fietsmakkers. Ronny vindt er ook zijn geliefd fietsterrein en klimt en daalt als de besten. En nog eens bergop , en nog eens bergaf… totdat we na 90 km de Franse grens oversteken. Alle wegwijzers wijzen naar Bitche, maar vreemd… we schijnen er niet te kunnen geraken. Uiteindelijk volgen we kilometerslang de zuidelijke grens van het militaire ‘Camp de Bitche’. Zo belanden we ook in het “Parc Naturel des Vosges du Nord”. We kunnen er het typische Vogezenlandschap herkennen. Het is mooi fietsen langs Sturzelbronn, Dambach en Windstein: Route des Potiers et des Villages Pittoresques. In Woerth echter worden we na een haakse bocht plots verrast door een klim van wel 21 % (de muur van …) en moet ieder in een fractie van een seconde zijn versnelling “op de kleinste gooien”. Ook sterke Karel moet dat in laatste instantie nog doen, maar valt met hels gekraak en geknars ter plekke stil en moet voet aan de grond zetten. Zijn uitleg: “Ik heb gotverdoeme mijnen blok (achtertandwielen) in frut vaneengestampt!” Dank zij de technische assistentie van Marc kan Karel met een ander achterwiel zijn weg nog vervolgen.

Om 17 uur zijn we in het Campanile Hotel in Haguenau. Het is er nogal basic en de prijzen voor drank onvoorspelbaar. Dries weet zelfs later op de avond nog wat af te pingelen op de overdreven drankprijs bij de drie vrouwen die er de plak zwaaien. Toch is het avondeten goed en wordt vooral het dessertenbuffet alle eer aangedaan. Gelukkig stond de grasrat niet op het menu...

Dag 4: Haguenau-Deiszlingen, 172,5 km, 1.200 hm

Het weer is nu betrokken maar nog steeds droog.

We nemen richting Bischwiller en bereiken na één uur en 25 km, waarvan 8 km omlegging, het veerpont dat ons ditmaal gratis de Rijn overzet. We zijn weer in Duitsland en het eerste dorp is Rheinmünster. Maar 6 km verder in Kartung slaat het “noodlot” toe. Aan de spooroverweg raakt Karel de stoeprand en knalt tegen de ijzeren ballustrade tussen de rijweg en het fietspad. “Niks aan de hand!” volgens straffe Karel. Maar wel een shifter fameus uit de haak en de ‘pad’ krom. Gelukkig zijn we 100 m. terug een Cycle Center voorbijgereden. Daar worden met veel bereidwilligheid de nodige herstellingen uitgevoerd.

In Achern ( km 48) voert een lange klim van 130 m. naar 910 m. hoog. Vooral op het romantisch en verlaten boswegje vanaf Seebach is het klimmen zelfs heerlijk. Maar het venijn zit in de staart… een verraderlijke eindklim van wel 25 % juist voor de top perst de laatste krachten uit onze kuiten. Afstappen zonder vallen is er geen optie. Maar iedereen redt het.

Even verder aan km 68 zijn we in Ruhlestein. Het is er druilerig en koud. We eten er spaghetti of Goulashsuppe in Ruhlestein Schänke. We zijn trouwens in Naturpark Schwarzwald. Daar volgen de moeilijke beklimmingen mekaar snel op. De laatste 40 km echter slingert een snelle weg doorheen een open en golvend landschap en vorderen we nog snel. Een stevige zijwind zorgt af en toe voor waaiervorming en weinig begrip van opgejaagde Duitse automobilisten in BMW’s en Audi’s.

Dag 5: Deiszlingen-Gailingen, 152 km, 1.900 hm

Droog weer en af en toe zon. We blijven nog voor het grootste deel van de dag in het Zwarte Woud. Het blijft er moeilijk klimwerk, maar zelfs dat went. Een groene weg via Breigenbach en Eisenbach laat ons het Zwarte Woud op zijn mooist zien, zoals het ook vaak in Duitse heimatfeuilletons wordt opgevoerd: brede, groene valleien met immense boerderijen (met zonnepanelen), bloemen voor de ramen, bontgekleurde koeien in de wei en grazende reeën aan de rand van de bossen. We rijden de groene vallei uit via de Hochberg (1050 m.). Van de landelijke stilte dalen we af naar het onrustige Neustadt, waar ook onze gps het noorden kwijtraakt.

Toch belanden we nog aan de overbevolkte toeristische Titisee. De gps van Eric leidt ons via een grintweg langs het meer. Die weg wordt nadien een kilometerslang steil en smal rotspad doorheen het Bärental. Tom rijdt hier ten tweede male plat. “Tommeke toch”, zou Wuyts zeggen.

We hergroeperen aan het station van Bärental. De volgwagen wordt opgespoord en in een gehuchtje van Feldberg is de groep weer volledig. We laten wel de Feldberg zelf links liggen. Hij is met 1493 m. de hoogste berg van het Zwarte Woud. Het is 13 uur en we hebben nog maar 66 km gereden! De plaatselijke bakkerin kan voor mondvoorraad zorgen, maar een drankje op het terras van het hotel lukt niet. Ongewenst…

Er mag niet te veel tijd meer worden verloren en we volgen de boorden van de Schluchsee naar Seebrugg. Op die manier rijden we zo het Zwarte Woud uit.

Via Buggenried, Hürrlingen en de groene weg Ober – en Untermettigen bereiken we de Zwitserse grens. Een mooie bergaf langsheen de wijngaarden tegen de berghellingen voert ons naar Hallau. Daar leidt een mooi fietspad ons naar Schaffhausen. Vanop een uitgelezen plaats en bij stralend weer kunnen we er stad en de Rheinfall in al hun glorie bewonderen.

Even buiten Schaffhausen rijden we Zwitserland alweer uit. Terug in Duitsland en op zoek naar hotel Rheingold in Gailingen. Het is 17u30 als we ter plaatse zijn. Het hotel is splinternieuw en zelfbewuste jongedames hebben er de leiding. De warmte heeft ons erg te pakken en we vleien ons neer op het terras met panoramisch uitzicht. Daar ook krijgen we het avondeten opgediend. Helaas “moeten” we ook hier weer eerst enkele flessen wijn leegmaken vooraleer, onder “lichte” druk van de hongerige Dries het voorgerecht op tafel verschijnt. Het is zelfs donker als het dessert aan de beurt komt. Voor de rest is er alles dik in orde. In het hotel toch…

Dag 6: Gailingen-Dornbrin, 112 km, 903 hm

Weer schitterend weer en de Alpentoppen verschijnen in de verte. Het wordt een overgangsrit.

Ondanks het feit dat Gailingen op Duits grondgbied ligt, fietsen we weer over de kronkelende grens onmiddellijk Zwitserland binnen. Even verderop steken we de Rijn over die uit de Bodensee vloeit. Aan een mooi tempo gaat het op en neer ten zuiden van de Bodensee. Het is bij uitstek een fruitstreek met dorpen als Diesenhofen, Schlattingen, Oberstammheim, Hutwiler en Hattenhausen. In Arbon komen we wel vlakbij de oevers van de Bodensee.

Ditmaal schiet het goed op en om 12 uur 15 hebben we al 80 km afgelegd. In Balgach strijken we neer op het terrasje van een Italiaan. Hij moet zijn beperkte voorraad helemaal aanspreken om te kunnen bieden wat er door ons wordt besteld. Tony moet wel vrede nemen met een bordje rijst dat de Italiaan met veel flair aanbrengt als een fijne geste… We leren er ook dat een spaghetti in Zwitserland ongeveer het dubbele kost van eenzelfde bord in Duitsland!

Om de beklimming van de zoveelste berg te vermijden (het is erg heet!) wordt een alternatief gevonden. “Gelukkig maar”, wist Alex ons achteraf te melden, want de betrokken bergweg was zeer steil, smal en gevaarlijk. Hij had de voorziene route met de volgwagen moeten nemen.

Weer moeten we de Rijn over. Zij duikt hier in het oosten de Bodensee in. Een smalle landweg voert ons langs een kleine Oostenrijkse douanepost, die Alex niet zou gezien hebben, maar waar, zoals we met eigen ogen kunnen vaststellen, wel grondige controle is!

Om 3 uur zijn we al in Dornbrin. De rit was dan ook helemaal niet zo zwaar als het hoogteschema ons had voorgespiegeld. Geen spijt van.

Hotel Kröne is modern en recent. Weer treffen we er een mooi terras aan waar we in de hitte van de dag (30°) “eine grosze” achteroverslaan, alhoewel voor de meesten het Duits of Oostenrijks bier echt niet hun ding is! De meesten hebben nu ook de tijd om nog wat voorraad in te slaan voor de grote oversteek naar Italië van de volgende dag.

’s Avonds kunnen we op het terras aanschuiven aan een uiterst verzorgde feesttafel en komt Kristof Minten zoals beloofd zijn clubgenoten groeten.

Op korte tijd moet de zwoele avond echter plaatsmaken voor hevige wind en regen, die onze nachtrust nog flink zullen verstoren. We maken ons dan ook zorgen voor de zware bergrit van ‘s anderendaags.

Dag 7: Dornbrin-Resia/Resche, 62 km, 600 hm

Regen en een grijs wolkendek bij het ontwaken en … volgens de météo idem voor de rest van de dag. De voorziene bergrit over de Arlbergpasz, Finstermünzpasz en Reschenpasz over 157 km is bij onmogelijkheid van een alternatief, in deze weersomstandigheden niet te rijden.

Gelukkig is er een OOB-Bahnhof in Dornbrin. Marc en Walter haasten zich erheen om te zien of er nog fietstransport mogelijk is. Tot hun grote opluchting wordt dat daar onmiddellijk geregeld voor 10 fietsen en zitplaatsen voor de groep! De overige fietsen kunnen met de volgwagen mee. Om 9 uur 30 kunnen we dan ook met de fiets aan de hand de trein opstappen naar Feldkirch. Daar kunnen we overstappen in een restaurantwagon tot in Landeck. Met de trein doorheen de Alpen. Geweldig!

Het noodplan loopt perfect en om 11 uur 30 zijn we 100 km verder en is ook de volgwagen aangekomen aan het station. De Vorarlbergpasz ligt dan al achter ons.

Na een hapje zetten we met de fiets de weg verder. Het uitrijden van Landeck is met het drukke verkeer in de regen geen makkie. De gps wijst ons wisselende fietspaden langs de hellingen van het Inntal (met overal druk verkeer) die ons over de Finstermünzpasz (Oostenrijkse-Zwitserse grens) brengen naar Martina waar we in een geweldig maar kletsnat bergdecor nog even het Zwitsers en Oostenrijkse grensgebied aandoen. Een lichtlopende klim van een 5-tal km brengt ons naar Nauders. Andere fietswegen leiden ons dan weer over de Reschenpasz of Passo di Resia om eindelijk in Italië aan te komen. Al vlug bereiken we in gespreide slagorde de Reschensee of Lago di Resia. In het Alpenhotel Panorama 2 laten Tony en Leo op zich wachten. Zij waren Resia al voorbijgereden en vonden aan de andere kant van het dorp ook een Alpenhotel Panorama. Tot hun verrassing troffen ze er niemand van de club aan. Wanneer ze er in een vreemde sfeer en na lang wachten zich bij de bizarre baas kunnen aanmelden, blijken ze in Alpenhotel Panorama 2 van dezelfde eigenaar te moeten zijn. Inmiddels was de volgwagen onnodig al op zoektocht uitgestuurd.

Groepsfoto aan kerktoren van Alt-Graun, het verdronken dorp aan de Lago di Resia.

Het enige hotel waar we tweemaal moeten overnachten, is een hotel “oude (Tiroler) stijl” en past helemaal niet in de rij van de betere hotels die we hebben gehad. De bediening is in handen van 2 uitgebuite Slovaakse jonge vrouwen. De organisatie was chaotisch en een viergangenmenu wordt er in 30 minuten afgewerkt… Begrijpelijk dat we er eigenlijk de enige gasten zijn.

Dag 8: Passo di Stelvio/ Stilfserjoch

Het regent niet meer en de zon laat zich af en toe zien. Avanti!

We volgen de oever van de Reschensee verder Italië in. Natuurlijk is er een fotostop aan de “verdronken kerk”. Dan moet het verder langs de zeer drukke weg naar Merano en bergaf met gevaarlijke rukwinden vanop zij. In Mals Mals/ Malles Venosta wordt de volgwagen geparkeerd zodat iedereen mee de fiets op kan.

Om 10 uur zijn we in Prato allo Stelvio en kunnen we eraan beginnen. Van 900 m. naar 2857 m. hoog. Over 26 km met 48 haarspeldbochten. De eerste 8 km is er een stijging tussen 4 en 7 %. Daarna wordt het 7 à 8 % met de laatste km 9,5 %.

Sportieve motards en automobilisten zorgen onderweg voor verstrooiing tijdens het lange klimwerk. Iedereen geraakt boven. De één al veel sneller de andere, maar de prestatie is er niet minder om. Op de top is het koud maar we wachten op mekaar in het restaurant en warmen ons weer op met Goulashsuppe. Allen vertellen hun verhaal.

Voor Tony is misschien de grootste verrassing. Zijn zoon filmde zijn aankomst op de top zodat zijn vrouw thuis life kon volgen. Hij wist nergens van. Show was er met Gaston. Hij toont de tand die hij heeft stukgebeten op de Stelvio en lacht het gat in zijn bovenste tandenrij bloot! Karel is ontroerend in zijn commentaar wanneer hij terug op adem is gekomen en zegt: ”’t Was plezant!” Dat was het.

Na het herstel gaat het langs de andere kant van de Stelvio weer naar beneden. Nog even Zwitserland groeten via Santa Maria en Mustair. Dan komen we weer in Italië en stomen we naar Mals voor het ophalen van de volgwagen.

Rest er nog een laatste beklimming om weer ons hotel in Resia /Reschen te bereiken. Maar wat voor een uitsmijter wordt dat! Wegens de gevaarlijke hoofdweg wordt gekozen voor de kleinere weg langs de bergflank. Het wordt een duivelse beklimming van 1000 naar 1500 m. met stijgingen tussen de 10 en 15 % en een stevige koude valleiwind recht op de snuit. Het is harken, maar we geraken er.

De fietsen worden onmiddellijk klaargemaakt voor het transport met de camionette.

Dag 9: Resia/Reschen-Tessenderlo, met de bus

In een zetel van autocar ‘Den Wilg’ uit Bree naar huis terwijl Marc en Walter de bestelwagen terugrijden met de fietsen.

Afzien in de bus want de benen trappelen om te trappen.

Einde van de achtdaagse fietstocht. Maar iedereen is enthousiast over de puike organisatie, waaraan talrijke mensen veel tijd hebben besteed, en de unieke sfeer, waarvoor ieder het beste van zichzelf heeft gegeven!

Report Abuse

If you feel that this video content violates the Adobe Terms of Use, you may report this content by filling out this quick form.

To report a Copyright Violation, please follow Section 17 in the Terms of Use.