Loading

Gelderse Patrijzen Door Albert de Jong

Een wat grijze zaterdagochtend, begin februari. Een groepje van zo’n dertig mensen verzamelt zich op een boerenerf in de Achterhoek. Eén van hen is Karen Hinkamp. Namens Landschapsbeheer Gelderland stuurt ze deze kersverse vrijwilligers aan, die zich klaarmaken om een patrijzentelling te oefenen. Voor het derde jaar op rij kijkt Hinkamp, op basis van BMP-tellingen, of maatregelen om Patrijzen te helpen hun vruchten afwerpen.

Foto: Peter Eekelder

Waarom verzamelen we hier?

Dit is de boerderij van één van de deelnemers aan het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Verderop liggen weilanden en akkers met maatregelen waarmee we de Patrijs willen helpen en waarvoor de boer een vergoeding krijgt. In Gelderland zijn er elf van zulke regio’s, waarbij je moet denken aan de aanleg van akkerranden, kruidenrijke stroken, hagen, struwelen en wintervoedselveldjes. Dat zijn allemaal kleinschalige ingrepen in enigszins besloten gebied. Open akkerland heb je hier bijna niet.

Landschapsbeheer Gelderland is druk met deze soort. Waarom?

De aanleiding was het actieplan Akker- en weidevogels dat we eind 2016 opstelden op initiatief van de provincie. Daar kwamen wat aandachtssoorten uit naar voren, waaronder Kievit en Patrijs, die er beroerd voorstaan. Er kwam ook extra geld vrij voor beheermaatregelen en monitoring van beide soorten. De maatregelen lopen via de agrarische collectieven, die beheerpakketten kunnen afsluiten voor boeren die mee willen helpen.

De laatste decennia verdwenen Patrijzen met een noodgang uit Gelderland. Hoe bepaalde je waar nog kansrijke situaties zijn?

We bekeken de verspreidingskaarten uit de Vogelatlas (zie afbeelding hiernaast voor de kaart van de broeddichtheid 2013-2015). Daarnaast had de provincie ‘verwachtingskaarten’ liggen, waarop we konden zien waar we het beste aan de slag konden. De Achterhoek en het Rivierengebied sprongen eruit. Er zitten ook nog wat Patrijzen in de uiterwaarden van de IJssel, maar de Veluwe is eigenlijk helemaal leeg.

Wat heeft de Patrijs nodig?

Alles wat we doen is gericht op het bieden van voedsel en dekking. Vooral in de winter is het in het huidige landschap lastig om voldoende voedsel te vinden. De mengsels van de akkerranden die worden ingezaaid bestaan grotendeels uit granen die tot 1 maart blijven staan. Ook daarna blijft een deel ongemoeid, zodat zich meerjarige vegetatie kan ontwikkelen. We weten dat Patrijzen vooral broeden in zulke vegetaties, in overstaande hoekjes en onder hagen.

In 2017 benaderde je Sovon om te helpen bij het opzetten van de monitoring

We zochten een telmethode om te kijken of de maatregelen in de gebieden werken. Samen met Frank Majoor bekeek ik de resultaten van het Jaar van de Patrijs (2013). Vervolgens droegen jullie een methode aan, met de BMP-methode, die geschikt was voor ons project. Wij gingen daarna vrijwilligers werven en dat was een groot succes. Per gebied kwamen er 50 tot 60 aanmeldingen . Dat verraste ons. Veel mensen kennen Patrijzen nog van vroeger en ik merk dat de soort een hoge ‘aaibaarheidsfactor’ heeft. Iedereen weet dat ze zo sterk zijn afgenomen en wil graag zien dat het weer beter gaat.

Frank Majoor instrueert de vrijwilligers (foto: Peter Eekelder)

Je leidt dus behoorlijk wat vrijwilligers op. Hoe pak je dat aan?

Er is een theorieavond waarop we de telmethode uitleggen. Dan gaat het over het aantal telrondes en wanneer je het veld ingaat. Op de praktijkochtend oefenen we een telling door het telgebied op zicht af te zoeken en de gegevens in Avimap in te voeren. (Trouwens, fijn dat het nu ook werkt op de iPhone!) De eerste telperiode start half februari, in maart en april volgen de andere. Bij elke ronde zoek je het gebied vanaf de randen af, waarna je in de schemer nog eens rondgaat en af en toe de baltsroep afspeelt om een reactie uit te lokken. Het is nog een uitdaging om paartjes en losse mannetjes te onderscheiden. Daar maken we de vrijwilligers ook attent op.

Daar loop je dan, in de schemering in het buitengebied. Hoe reageren omwonenden?

Die zijn erg enthousiast. We vragen de vrijwilligers om zich voor te stellen aan de bewoners en grondeigenaren in hun telgebied. Ze krijgen een standaardbrief met uitleg over het project en de vraag om Patrijzen te melden. Zo krijgen we regelmatig aanvullingen.

Ik durf niet te vragen of je al een toename ziet, want daarvoor lopen de tellingen nog te kort. Maar je hebt ongetwijfeld al wel wat indrukken…

We hebben inmiddels een goed beeld van de verspreiding in de gebieden. Omdat de Patrijs zo honkvast is, kun je het beste binnen 500 meter van zijn territorium ingrepen doen. Sommige territoria liggen op meer dan een kilometer afstand van zo’n plek. Voor die vogels bekijken we of er nieuwe plekken kunnen worden ingericht. Soms voldoet het huidige landschap al, zoals bij Barlo waar je nog mooie steilrandjes hebt. We willen trouwens ook in de winter gaan tellen, want we weten nog niet goed of Patrijzen ook ’s winters in de akkerranden zitten. In de afgelopen twee jaar is in sommige gebieden ook gekeken naar de kluchtgrootte. In de nazomer noteren we hoe groot de groep Patrijzen is, waarbij we volwassen en jonge vogels onderscheiden. Als we dat over meerdere jaren volhouden, kunnen we zien of de kluchten groter worden en het ook echt beter gaat met de Patrijs. Het jaar 2019 leek best goed, maar ik vind het wel spannend hoe het de komende jaren zal gaan.

Keverbanken en akkerranden moeten Patrijzen ook 's winters van voedsel en dekking voorzien (Foto: Peter Eekelder)