Loading

Porseleinhoen in de pitrus Op pad in het zuidlaardermeer

Op misschien wel de mooiste ochtend van mei arriveer ik vroeg op een parkeerplaatsje in Kropswolde, een gehucht ten oosten van het Groningse Zuidlaardermeer. Hier, langs de oevers met de naam Leijnwijk, wilde Jan Beekman onze tocht langs dit rijke vogelgebied beginnen. Het heeft vannacht nog licht gevroren. Het is zo’n ochtend waarop de vingers nog van je handen vriezen, maar de zon schijnt al op de nevelflarden. Meteen na het uitstappen klinkt, opvallend dichtbij, een Roerdomp. Getweeën lopen we het wandelpad op dat naar het zuiden slingert. Ik wil van Jan weten hoe hij dit natuurgebied beheert en welke rol vogeltellingen daarbij spelen.

Tekst Albert de Jong Foto's Marcel van Kammen

Leijnwijk blijkt de ondiepe oeverzone aan de oostkant van het Zuidlaardermeer te zijn. ‘Vanuit Zuidoost-Drenthe stroomt de rivier de Hunze hierlangs. In de IJstijd mondde deze nog uit in de Waddenzee. Het meer bestond toen nog niet, maar met het getij kwam het zoute water wel tot hier, in het veengebied. In de Late Middeleeuwen ontstond door overstromingen en afslaan van het veen een meer. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen er allerlei mest- en gifstoffen vanuit het agrarisch gebied in de Hunze terecht en verslechterde de waterkwaliteit. Dat maakte het Zuidlaardermeer eutroof en troebel. Er is een tijd geweest dat hier helemaal geen waterplanten zoals fonteinkruiden meer groeiden. Maar gelukkig zijn die weer terug, de waterkwaliteit is inmiddels een stuk verbeterd. Samen met het Drents Landschap en het Waterschap Hunze en Aa’s willen we ervoor zorgen dat de Hunze weer helemaal verbonden wordt en via de stad Groningen en het Reitdiep tot aan de Waddenzee meandert. Zo moet het net als vroeger een stromende rivier worden met alle ecologische waarden die daar bij passen.’

Roerdompen

Vanaf de uitkijktoren aan het einde van het pad is zo’n 90 hectare rietland te overzien. ‘Kijk, daar hebben we 30 ha van het oude rietland geplagd, waardoor er nu weer vitaal waterriet staat. De oude laag van plantenmateriaal is weggehaald, er zijn kreken gegraven en de oevers zijn langer gemaakt. Ideaal voor de Roerdomp.’ Die laat zich dan ook even horen. Het is al de derde die we in een uur tijd tegenkomen. ‘Vóór het hele revitaliseringsproject zaten er nog maar een of twee in het hele gebied. Te weinig, want volgens de doelstelling van Natura 2000 zouden er minimaal vijf Roerdompen moeten zitten. Jan wil er zelfs meer. ‘Vorig jaar werden er zes territoria gevonden en dit voorjaar staat de tussenstand op negen. In de Drentse Onlanden zitten er nog veel meer. Dat moet hier ook kunnen. We gaan op termijn nog zo’n 60 ha rietland herstellen.’

Roerdomp in het Riet

Vanuit de uitkijktoren is ook het Zuidlaardermeer goed te overzien, waar de eerste bootjes heen en weer varen. De hele plas is recreatiegebied, maar het rietmoeras langs de oevers is niet toegankelijk. ‘In de vaart die hier loopt kun je als kanoër wel komen, maar de kleinere plassen mag je beslist niet op vanwege verstoring van vogels, bevers en otters. De watersportwereld volgt onze rietherstelplannen heel kritisch. Ze zijn telkens bang dat ze beperkt worden, maar volgens mij zitten we elkaar helemaal niet in de weg. Het gaat om zeer ondiepe gebieden waar je helemaal niet kunt varen.’

Een oase onder de rook van de stad Groningen

Van gympen naar een waadpak

Bij een oud bruggetje stoppen we om naar het koor van Rietzangers te luisteren. Die soort is minder kritisch als het gaat om de rietkwaliteit. Over de aantallen daarvan maakt Jan zich geen zorgen. ‘Dit jaar voeren we voor het eerst een integrale broedvogelkartering uit in het hele Zuidlaardermeergebied, voor een groot deel met vrijwilligers. Het is gelukt om een groepje van zestien vogelaars op te trommelen. Via Avifauna Groningen zijn veel mensen aangehaakt, maar ook via de vogelwerkgroep van Zuidlaren. Dit stuk wordt overigens geteld door onze directeur Marco Glastra. Verderop telt Harold Steendam. Hij inventariseert dat gebiedje al jaren en gaf daar deze winter een presentatie over. Het was wel grappig dat hij vertelde dat hij er ooit op gympen begon, daarna laarzen aan moest en dat hij er nu in een waadpak rondloopt. Het is hier kletsnat geworden.’

Rallen tellen

Voorheen werden BMP-plots wel regelmatig geteld, maar altijd om de drie of zes jaar. ‘Daardoor kregen we nooit een volledig beeld van de aantallen Geoorde Futen, Roerdompen, rallen en moerassterns. Terwijl die soorten hier juist best mobiel zijn; het ene jaar zitten ze in de ene polder, het andere jaar in de andere. Dat heeft vooral te maken met het peilbeheer, dat per polder wisselt om de vegetatie intact te houden.

Vorige week zijn de vrijwilligers ’s avonds laat tegelijk op pad geweest om rallen te tellen. Ze hadden nog maar één Porselein en twee Kleinst Waterhoentjes, op de rest wachten we nog. Die komen er in de volgende simultaantelling nog wel uit. Dan gaan we trouwens de hele Groninger laagveengordel in één keer tellen. Dus samen met de mensen uit de Onlanden en het Roegwold.’

Zomerpolders

Van de oostkant van het meer gaan we via De Groeve, Zuidlaren en Midlaren naar het westen. Een slingerende binnenweg leidt naar Noordlaren, waar wat beuken en eiken oprijzen, tekenen dat hier de Drentse Hondsrug loopt. ‘Bij de kerk rechtsaf’, had Jan gezegd. De doodlopende Meester Koolweg leidt hier naar de Oostpolder, waar een uitkijktoren de geïnundeerde zomerpolders overziet. Er liggen lage kades omheen. Daarachter liggen vochtige graslanden voor de weidevogels. ‘Met de droge zomers hadden we problemen om die voldoende nat te houden. Dankzij een subsidie hebben we hier een extra inlaat vanuit het meer laten maken, zodat het water naar het weidevogelgebied kan zonder dat de zomerpolders met Geoorde Futen en sterns droog komen te staan. Door drinkwaterwinning komt hier geen kwelwater meer omhoog en daarom werken we hier met oppervlaktewater. We bootsen eigenlijk de winter- en voorjaarsoverstromingen van de Hunze van vroeger na. Het gebied is waterberging geworden omdat in 1992 de stad Groningen bijna onder water stond. ’s Winters staat het hier soms helemaal onder. Dat is vooral voor vogels gunstig en wat minder voor de vegetatie. Eenden komen dan massaal op plantenzaden af. Wintertalingen, Pijlstaarten, Slobeenden. En er slapen duizenden Kol- en Toendrarietganzen.’

Zeearend

Langs de Osdijk, waar de Oeverpolder begint, ‘rammelt het van de Geoorde Futen’. Er hangen fotografen rond die hun slag hopen te slaan. Ver achter een verbodsbord staat een vogelaar met een telescoop. Een krachtterm, Jan springt in de auto om de man aan te spreken. Eenmaal terug blijkt het een nietsvermoedende MAS-teller te zijn die hier met vergunning op zijn telpunt stond. De tocht gaat weer verder, langs wat elzenbroekbosjes, waarvan er één is uitgekozen door het zeearendenpaar om in te nestelen. Beide oudervogels zitten erop, met twee grote jongen erbij. ‘Mooie beesten. Eerst zaten ze verstopt in een bosje even verderop. Toen ze twee jaar geleden op deze plek begonnen was het erg spannend hoe het zou gaan. Ze zijn immers vanaf de weg te zien. Het gaat goed, maar je moet continu scherp zijn dat er geen mensen het terrein in gaan. Dat gaat van opdringerige vogelfotografen, dames in bikini tot een nietsvermoedende inspecteur van de hoogspanningsmasten.’

Uit het moerasbos rond de petgaten dichterbij klinkt het geluid van jonge Aalscholvers in een kolonie. De Aalscholvers slapen hier ’s winters samen met een paar honderd Grote Zilverreigers. Ook die worden ieder winterhalfjaar netjes geteld.

Jan Beekman in zijn element

Pitrus

Via de onverharde Zuiderhooidijk gaat het naar het gemaal aan de Onnerpolder, dat uitkijkt over ondiepe moerassen zoals de Kropswolderbuitenpolder en Westerbroekstermadepolder. Goede namen voor Scrabble. ‘Een hele mond vol’, grijnst Jan, terwijl we kijken naar honderden Kokmeeuwen die in de pollen pitrus broeden. De eerste Witwangsterns laten zich zien, één van de specialiteiten van dit gebied. Vorig jaar zat er 30 paar. Tientallen Geoorde Futen zwemmen verspreid rond. Hun aantal werd voor 2019 geschat op 140 paren, het grootste bolwerk van het land. ‘Hier zouden we graag overstromingsgrasland zien met wat meer variatie. Wat riet, lisdodde, grote zegges, soorten als moerasandijvie. Maar je ziet het, overal pitrus. Dat zouden we wel kwijt willen, maar het blijkt de beste biotoop voor Porseleinhoen en Kleinst Waterhoen te zijn. Ze hebben er dekking en het wordt er nooit helemaal droog. Dat is dan wel een dilemma voor mij als beheerder, maar met 15 Porseleinhoentjes in de pitrus is de keuze snel gemaakt.’

Achter al die natte polders rijzen de kantoren van de stad Groningen op. Sterns en Kokmeeuwen vliegen af en aan en er klinkt alweer een Roerdomp, vanuit de Groene polder. Een groter contrast is bijna niet denkbaar, maar zo blijft de stad dus droog.

Dit verhaal verscheen eerder in Sovon-Nieuws 2020-2.